Skip to content

Hoofdstuk XI - Opsporing en bewijs

Artikel XI-1 - Het opsporingsonderzoek (Artikel 141 SV)

Belast met opsporing van strafbare feiten:

  • (Hulp)officieren van justitie
  • Ambtenaren van politie voor zover aangesteld voor de uitvoering van de politietaak
  • Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee
  • Opsporingsambtenaren van de Recherche en Dienst Speciale Interventies (DSI)

Beperkingen:

  • Ambtenaren die belast zijn met opsporing hebben bevoegdheid alleen binnen het gebied waarvoor zij zijn aangesteld

Artikel XI-2 - Wettige bewijsmiddelen (Artikel 338/339 SV)

Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan, kan alleen worden aangenomen indien wettige bewijsmiddelen de rechter overtuigen.

Erkende wettige bewijsmiddelen:

  1. Eigen waarneming van de rechter
  2. Bijvoorbeeld foto- en videomateriaal tijdens de zitting

  3. Verklaringen van de verdachte

  4. Gedane opgave van feiten of omstandigheden, zelf waargenomen of ondervonden
  5. Kan niet uitsluitend worden gebruikt om schuld aan te tonen

  6. Verklaringen van getuigen

  7. Mededelingen van feiten of omstandigheden die zij zelf hebben waargenomen
  8. Kan niet uitsluitend worden gebruikt om schuld aan te tonen

  9. Verklaringen van deskundigen

  10. Verklaringen en oordelen gebaseerd op hun kennis en wetenschap

  11. Schriftelijke stukken

  12. Processen-verbaal en andere wettelijk opgemaakte geschriften door bevoegde personen
  13. Verslagen van deskundigen gebaseerd op hun kennis
  14. Andere geschriften, alleen in verband met andere bewijsmiddelen

  15. Verklaring van een ambtenaar onder ambtseed

  16. (Audio)visueel bewijs

  17. Bijvoorbeeld bodycambeelden of foto's

Bewijsminimum:

  • Eén bewijsstuk is voldoende indien het feit volledig en overtuigend bewezen kan worden
  • Indien dat niet mogelijk is, minimaal twee bewijsstukken vereist
  • De identiteit van de verdachte en exacte feiten/omstandigheden (zoals opzet) moeten duidelijk zijn

Opmerkingen:

  • Het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar kan op zichzelf voldoende bewijs vormen
  • Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs